Vraag 4: Hoe staat een psychiatrische aandoening het functioneren op school in de weg?

Psychiatrische aandoeningen kunnen het functioneren op verschillende manieren bemoeilijken. Veel van deze aandoeningen beïnvloeden het vermogen om bepaalde dingen te doen, zoals denken of met anderen omgaan. Vaak kunnen de betrokken student of zijn hulpverleners aangeven wat voor hem de specifieke functiebeperkingen zijn. Hieronder staat een opsomming van activiteiten waarmee mensen met psychiatrische aandoeningen moeite kunnen hebben. Er zijn veel verschillende psychiatrische aandoeningen en deze lijst is niet volledig. Onderstaande beperkingen zijn vanzelfsprekend niet van toepassing op iedereen die een dergelijke aandoening heeft.

  • Prikkels uit de omgeving negeren – het kan dan gaan om dingen die men hoort, ziet of ruikt en het concentreren op een taak bemoeilijken.

Voorbeeld: Een student kan een lezing niet volgen omdat hij bij een zoemende ventilator zit. Of iemand kan niet studeren omdat er veel verkeer langs komt.
Mogelijke oplossingen: neem de prikkels weg (zet bij voorbeeld de ventilator uit) of zorg ervoor dat de student terecht kan in een omgeving zonder dergelijke prikkels.

  • Geconcentreerd blijven – rusteloosheid, korte aandachtsboog, snel afgeleid, vergeten van mondelinge aanwijzingen.

Voorbeeld: Een student kan er moeite mee hebben zich voor langere tijd op één taak te concentreren, kan het moeilijk vinden om cursusmateriaal te lezen en te onthouden of kan de mondelinge instructies vergeten tijdens een examen of bij een oefening in de klas.
Mogelijke oplossingen: Splits grote projecten op in kleine taken, sta toe dat er vaker een korte pauze genomen wordt om even te strekken, rond te lopen of een luchtje te scheppen, verwijs de student naar een studiecoach (tutor) die kan helpen bij het gebruiken van studievaardigheden en bij het onthouden van informatie, schrijf taken één voor één op, schrijf instructies op het bord.

  • Volhouden – voldoende energie hebben om de hele dag op school te zijn, vechten tegen sufheid door medicatie.

Voorbeeld: een student is niet in staat om een studie full-time te doen, of om in één keer een lang examen te doen.
Mogelijke oplossingen: laat iemand de studie in deeltijd doen, splits een examen op, zodat iemand ’s ochtends het eerste deel kan doen en ’s middags het tweede.

  • Omgaan met tijdsdruk en met meerdere taken tegelijkertijd; afspraken maken en nakomen, werk tijdig af hebben, taken prioriteren.

Voorbeeld: een student kan niet beoordelen welke taak hij eerst moet doen of is niet in staat opdrachten op tijd in te leveren.
Mogelijke oplossingen: grote opdrachten en projecten opsplitsen in stukken die men wél aan kan, verspreid een studiegids waarin alle vakken, opdrachten en data vermeld staan zodat de studenten het werk beter kunnen verdelen en plannen.

  • Omgaan met anderen – met elkaar optrekken, erbij horen, een praatje maken met medeleerlingen, de sfeer proeven.

Voorbeeld: een student kan het moeilijk vinden met anderen te praten, om aantekeningen te vragen of een opdracht te bespreken, mee te doen in de klas, medestudenten te ontmoeten buiten de school of een praatje te maken in de pauzes.
Mogelijke oplossingen: Koppel de student aan een mentor of maatje die hem voor kan stellen aan anderen of die voor kan doen hoe je het aanpakt.

  • Reageren op negatieve feedback – kritiek of slechte beoordelingen begrijpen en interpreteren, niet weten hoe je het beter moet doen of hoe je iets kunt veranderen ten gevolge van een slecht zelfbeeld.

Voorbeeld: een student lijkt feedback niet te begrijpen, raakt overstuur als hij kritiek krijgt op zijn werk, of wil van school gaan na een slecht examencijfer.
Mogelijke oplossingen: vraag de student eerst zelf hoe hij vindt dat hij het gedaan heeft, noem zowel sterke als zwakke punten, geef tips voor verbetering, geef feedback schriftelijk zodat de student het kan lezen als hij alleen is en bespreek het later, geef alle studenten de mogelijkheid hun cijfer op te halen door vervangende opdrachten of door extra inzet te tonen, indien nodig: organiseer een driegesprek met de student en een begeleider van een steunpunt voor studenten met een handicap (als dat er is) om de feedback te bespreken.

  • Op veranderingen reageren – omgaan met onverwachte roosterwijzigingen of vervaldata, met verandering van docent of met een verandering in de opdracht.

Voorbeeld: Als de studie-eisen of de docenten gewijzigd worden wordt een student erg gespannen en moet hij zich daar langzaam op instellen. Evenzo als er halverwege het semester opeens iets anders van de student wordt verwacht.
Mogelijke oplossingen: bereid studenten zoveel mogelijk voor op te verwachten veranderingen, geef goede uitleg bij nieuwe studie-eisen, introduceer zorgvuldig een nieuwe docent en licht de nieuwe docent in over de specifieke behoeften van de student.

Let er op dat de strategieën die de docent overweegt vooraf met de student worden besproken. Daarbij moet worden gelet op wat de specifieke problemen zijn voor díe bepaalde student en moeten daaraan de mogelijke oplossing en de specifieke omstandigheden worden aangepast.

Bookmark de permalink.