Introductie

De mentale gezondheid van studenten en de invloed daarvan op het volgen van een reguliere opleiding is een actueel en urgent thema dat de laatste jaren volop in de belangstelling staat (De Boer, 2017; Dopmeijer, 2018; RVS, 2018; RIVM et al, 2019; Dopmeijer et al, 2021; Dopmeijer et al, 2023). In het hoger onderwijs, maar ook in het Mbo, het voorgezet onderwijs, bij de onderwijsinspectie, in de GGz en bij gemeenten, is het een veelbesproken thema. De helft van de studenten (51 procent) in het hoger onderwijs in Nederland ervaart psychische klachten (zoals angst en somberheid), van wie 12 procent in ernstige mate (Dopmeijer et al, 2021). Klachten die bij de meeste studenten al veel eerder in het leven zijn ontstaan (Ormel et al., 2015). Op een totaal van ongeveer 60.000 studenten aan de RUG en de Hanzehogeschool Groningen samen, gaat het voor de provincie Groningen om respectievelijk 30.600 studenten die psychische klachten ervaren, van wie 7.200 studenten in ernstige mate. Voor jongeren met psychische problemen is het starten of vervolgen van een opleiding vaak een (te) moeilijke opgave. Meestal is het gevolg hiervan dat de educatieve ontwikkeling onderbroken, dan wel voorgoed afgebroken wordt (CBS, 2022). Dit kan tot gevolg hebben dat een ontwikkeling naar (betaald) werk stagneert.

Jongeren met psychische problemen wachten vaak lang voordat zij hulp zoeken (Raven et al., 2017). Uit de World Mental Health International College Student (WMH-ICS)–survey blijkt dat slechts 24,6% van de eerstejaarsstudenten meldde dat ze zeker behandeling zouden zoeken als ze een toekomstig emotioneel probleem zouden hebben (Ebert et al., 2019). Attitudinale barrières (bv. stigma) en non-structurele barrières (bv. te kort aan informatie over GGz-voorzieningen) bleken de belangrijkste gerapporteerde redenen voor studenten om geen hulp te zoeken.

Uit een eigen survey, uitgevoerd bij studenten van de Hanzehogeschool Groningen blijkt dat de relatie tussen psychische (emotionele) problemen en studievertraging gemedieerd wordt door verschillende cognitieve functies (cognitieve inhibitie, taakinitiatie/procrastinatie, aandacht vasthouden, planning en timemanagement) (Wijbenga et al, 2023). De bevindingen suggereren dat verbetering van deze cognitieve functies bij studenten met psychische problemen een vruchtbare strategie zou kunnen zijn om studievertraging te voorkomen.

Uit onderzoek onder studenten met depressieve klachten die uitstelgedrag ervaren bij het studeren, bleek tevens dat door deze studenten te helpen hun uitstelgedrag te verminderen, hun depressieve klachten afnamen (Cuijpers, 2021). Studenten zullen sneller ondersteuning zoeken voor hun uitstelgedrag dan voor hun depressieve klachten. In plaats van het inzetten van directe interventies gericht op het verminderen van de psychische klachten lijkt het daarom beter om meer indirecte interventies te gebruiken, ook wel indirecte preventie genoemd (Cuijpers, 2021). Indirecte preventie richt zich op de aanpak van minder gestigmatiseerde dagelijkse problemen (zoals uitstelgedrag en planningsproblemen) waar studenten minder moeite mee hebben om hulp voor te zoeken dan voor psychische problemen (Cuijpers, 2021).

Hiermee worden studenten enerzijds geholpen met het verminderen van hun studiegerelateerde belemmeringen en anderzijds met het verminderen van hun psychische klachten.

De Innovatiewerkplaats Begeleid Leren van het lectoraat Rehabilitatie van de Hanzehogeschool heeft daarom de Move aHead-interventie ontwikkeld voor studenten met psychische problemen en de daarmee gepaard gaande cognitieve problemen, zoals plannen, uitstelgedrag, aandacht en concentratie, die daardoor belemmerd worden bij het volhouden van hun opleiding.